Ruik niet in ijdelheid! – de medische en religieuze rol van geur in de 17de eeuw

This post by Caro Verbeek originally appeared on the Futurist Scents blog.

Op het eerste gezicht is dit een heel curieuze voorstelling. Er gebeurt zoveel dat je bijna niet weet waar je moet kijken. Een man in luxe nachttenue snuffelt verlekkerd aan een bosje bloemen vanuit zijn hemelbed, terwijl een rijk uitgedoste figuur rechts van hem zich laaft aan rookpluimen. Een rondboog boven hem geeft een doorkijkje naar een meer verheven tafereel. Een geestelijke doet een brandoffer van een (ongedefinieerd) dier. Rechtsboven zwaait een man in pij een wierookvat richting een altaar.

allegorie reuk collaert

Guillaume Collaert, naar Nicolaas van der Horst, ‘Allegorie van de reuk’, ca. 1610 (voor 1630). 

We hebben hier te maken met een bijzondere uitvoering van een allegorie van de reuk door Guillaume Collaert naar Nicolaas van der Horst uit de vroege 17de eeuw. Waar vaak erotische, culinaire of andere banale aspecten van de reuk (zoals het verschonen van poepluiers) worden uitgelicht in voorstellingen van dit zintuig, nemen in deze prent religieuze en medische functies van geur de hoofdrol in.

Om dit te begrijpen heeft de lezer eerst achtergrondinformatie nodig over de dramatisch verschillende manier, waarop er over de reuk werd gedacht in de zeventiende eeuw.

Ten eerste was er – tot de ontdekking van Pasteur – geen kennis over ziektekiemen of over moleculen. Dat betekent dat de lucht werd voorgesteld als een zogenaamd ‘fluidum’. Stond die lucht te lang stil, dan bestond de kans dat deze verziekt raakte en kon gaan stinken. Stank werd niet alleen gezien als manifestatie van ‘onelastische lucht’ zoals Alain Corbin ons leert (1), maar ook als de oorzaak van ziekte en de verspreiding ervan. Dit geloof staat bekend als de ‘miasma-theorie’ en het werd alom geaccepteerd en gepraktiseerd door zowel de armste sloeber als de meest geleerde dokter. Om de lucht weer gezond te maken, volstonden sterk ruikende en zoete geuren, zoals kaneel, boomharsen en andere planten (zie ook mijn blog over de geurende medicijnen uit deze apothekerskast van het Rijksmuseum). Mensen van lagere komaf moesten het doen met de geur van geiten, azijn en rozemarijn.

De figuur in bed is waarschijnlijk een hooggeplaatste figuur die als remedie tegen een onbekende ziekte aan bloemen ruikt. Dit was niet ongebruikelijk. We zien in de aantekeningen van de lijfarts van Willem van Oranje dat hij geregeld geurige medicamenten voorschreef. Toen de prins in 1574 leed aan ernstige buikloop (wat op zichzelf al de nodige geuren voor de geestesneus oproept die waardig zijn voor een allegorie), onderzocht Pieter van Foreestus eerst met al zijn zintuigen diens urine, voor hij bescheiden mededeelde dat de prins het beste wijn met kaneel  kon gaan drinken. Groene takken van loof in zijn kamer zouden de zieke lucht doen verfrissen (2). Na een paar dagen knapte de prins inderdaad op. Deze jongeman in zwart-wit ziet er blakend uit: hebben de geuren hun werk al gedaan?

collaert zieke

Guillaume Collaert, uitsnede van ‘Allegorie van de reuk’ met bloemruikende man.

In ‘onze’ prent wordt de lucht daarnaast begeurd – en dus gezond gemaakt – door een ‘brûle-parfum’ of een parfumbrander. De opstijgende pluimen gaan een mooie beeldrijm aan met de veren in de hoed van de edele. Onderin werd de hittebron geplaatst met luchtgaten voor voldoende zuurstof. Typische geurstoffen om hiervoor te gebruiken waren houtsoorten zoals ceder, en harsen zoals labdanum (cisteroos), mirre en wierook. De openingen bovenin zorgden ervoor dat de geur zich kon verspreiden.

 

allegorie reuk edelman  BK-1957-3 parfumbrander

Guillaume Collaert, uitsnede van ‘Allegorie van de reuk’ met brûle-parfum en rechts een rijkelijk gedecoreerde parfumbrander van Desiderio da Firenze uit ca. 1540, beide uit de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam.

Behalve in de medische zorg, werd geur ingezet in religieuze praktijken, zoals bij het ‘bewieroken’ van heilige plaatsen. Linksboven in de allegorische prent van Collaert zwaait een figuur met een wierookvat. Hierin bevindt zich smeulende hars, waarschijnlijk van wierook. Deze vaak in de Bijbel genoemde substantie bestond uit de hars van de – mogelijk uit Ethiopië afkomstige – olibanum; een zoetruikende stof met licht peperige en citrische noten van de Boswellia die nog steeds in de katholieke kerk wordt gebruikt. Zoetgeurende lucht werd kennelijk niet alleen als gezond ervaren, maar ook als manifestatie van het goddelijke. De methode van het branden van harsen om de goden te eren, werd door de Romeinen ‘per fumum’ genoemd, waaruit ons woord voor het meer banale ‘parfum’ is afgeleid.

collaert wierookvat

Guillaume Collaert, uitsnede van ‘Allegorie van de reuk’ met reukoffer.

Ook een brandoffer was een manier om de neusgaten van God te bereiken. Direct na het bereiken van land, doet de oud-testamentische Noach bijvoorbeeld een offer van ‘rein vee’, hier verbeeld door Caspar Luyken. De rookpluimen vielen in goede aarde: “de geur van de offers behaagde de Heer”, staat vermeld in Genesis.

offer caspar luycken 2

Cranach, ‘Offer van Noach na de zondvloed’, 1712.

Het offer op de prent van Collaert is die van een dier dat zijn noodlot nederig lijkt te aanvaarden, terwijl een aantal honden (uiteraard ook verwijzingen naar de reuk) toekijken. Een biddende vrouw kijkt in hoopvolle verwachting toe. Mogelijk wordt gebeden voor het herstel van een zieke.

collaert reukoffer

Guillaume Collaert, uitsnede van ‘Allegorie van de reuk’ met brandoffer.

Natuurlijk waren gezondheid en religie nog niet zo duidelijk van elkaar gescheiden zoals ze dat nu zijn. In deze prent zijn beide functies verweven. De glimlach van de bloemruikende man en de luxe kledij van de mannen onderin de prent echter, lijken ook een waarschuwing te zijn. Gebruiken zij de geuren misschien vooral voor aardse genoegens? De voorstelling mag dan een allegorie van de reuk zijn, maar bevat in feite ook een vanitas-boodschap: ‘memento mori’, of ‘denk eraan dat gij zult sterven’. Ruik dus niet in ijdelheid, want de beste geuren zijn aan God voorbehouden.